Ommekeer
In vroeger jaren placht ik bij tijd en wijle
De hemel zelve te bestormen.
Kon niet langer zuchten, dralen;
Mijn wereld mocht nochtans vervormen.
Ik schreeuwde dag en nacht om ontij,
Vreesde niets dan wat me deren kon.
Leefde luid en stout en vrij,
Genoot van elk facet dat ik verzon.
Niets dan duisternis vervreemdde
Mijn werkelijkheid van diepste ziel.
Ik voelde me een ware ontheemde,
Levensmoe; dat scheen mijn stiel.
Nooit, nee nooit kijk ik weerom,
Houd mij voor het verleden dom.
Wat eens zich voordeed is nu slechts schijn
En doet zich voor als zoete pijn.
No comments:
Post a Comment